THE TJONG-KHING

 

De op 4 Augustus 1933 in Purworejo, Midden-Java, in voormalig Nederlands-Indië (tegenwoordig Indonesië) geboren Thé Tjong-Khing vestigde zich kort na zijn geboorte in de stad Cheribon. Het gezin verhuisde in 1942 naar de stad Bandung waar Khing van 1953 tot en met 1956 studeerde aan de Seniriupa Art Academy. Hij arriveerde in Oktober 1956 in Nederland en volgde avondcursussen reclamekunst aan de Kunstnijverheidsschool (de toekomstige Rietveld Academie) in Amsterdam. In 1957 werd Khing aangenomen aan de Toonder Studio's. Hij tekende in 1958 de laatste vier stroken van de strip Het Venuskruid. Khing was van 1958 tot en met 1962 de assistent van Jan Wesseling bij de strip Uit het Dagboek van Marion. Ook werkte ze onder het gezamenlijke pseudoniem ‘Khiwes’ samen aan illustraties voor het vrouwenblad Rosita. Khing en scenarist Lo Hartog van Banda maakten tussen 1959 en 1961 de kinderstrip Ridder Leo van Zuylenberg.

 

In 1962 tekende Khing het deel Het Spiegeldoolhof uit de stripreeks Student Tijloos. Hij werd vanaf 1963 freelance kunstenaar. Rond deze tijd begon hij zijn activiteiten als illustrator uit te breiden. Zo begon hij met een Nederlandse uitgave van Roald Dahl's ‘De reuzenperzik’. Khing illustreerde tussen 1964 en 1972 meer dan 25 tekstverhalen van auteurs als Tim Maran, Walter Gerhard en Anton Quintana voor het stripblad Pep, evenals een tekststrip gebaseerd op de jeugdboekenreeks ' Arendsoog'. In 1966 maakte hij de omslag van Thea Beckmans ‘Micky en de Vreemde Rovers’. Khing maakte in 1968 samen met Lo Hartog van Banda de eerste Nederlandse strip voor volwassenen, Iris. In 1969 maakte Khing samen met Jan van Haasteren de strip Horre, Harm en Hella. Van 1969 tot en met 1975 maakte Khing samen met Lo Hartog van Banda de strip Arman & Ilva. Khing maakte al sinds de jaren zestig illustraties voor tekstverhalen, artikelen en spreads voor kinderbladen als Pep, Donald Duck, Okki, Taptoe, Bobo, Kris-Kras en Ezelsoor.

 

In 1972 maakte hij samen met schrijver Don Dekker het boekje 'Rebbe'. Khing deed in 1973 maar liefst acht keer mee aan de Nederlandse tv-quiz “Voor een briefkaart op de eerste rang”. Ook maakte hij in dat jaar de illustraties voor Miep Diekmanns tienerroman ‘Total Loss, Weetjewel’. In 1975 en 1976 werkte hij opnieuw samen met Lo Hartog van Banda aan hun thrillerverhaal De Twee van Oldenhoek. Khing was tussen 1975 en 1977 één van de oorspronkelijke medewerkers van De Vrije Balloen, een onafhankelijk en experimenteel stripblad. Tussen 1977 en 1982 werkten hij en Miep Diekmann met de drie kinderliedjesbundels, ‘Wiele Wiele Stap’, ‘Stappe Stappe Step’ en ‘Ik en Jij Spelen Wij’ weer samen. Khing werkte in 1979 aan het boek ‘Storende Verhalen’.

 

Tussen 1980 en 1984 werkte hij als illustrator samen met kinderboekenschrijfster Els Pelgrom aan de boeken ‘Drie Japies’, ‘Lady Africa en nog een paar’ en ‘Kleine Sofie en Lange Wapper’. Khing werkte ook samen met schrijfster Simone Schell, die begon bij het peuterblad Bobo. In 1981 en 1982 illustreerde hij ook de Simone Schell – boeken, ‘Tocht naar Toerpa’ en ‘Met Andere Ogen’. In 1984 werd ‘Zuster Lydia Zoekt Het Geluk’ als kort film verfilmd.

 

Khing werkt sinds 1998 samen met de Vlaamse schrijfster Sylvia Vanden Heede aan de prentenboekenreeks voor beginnende lezers, ‘Vos en Haas’.

 

Sinds 2004 is hij de illustrator van een reeks woordeloze prentenboeken met in de hoofdrol een familie van taartenbakkende honden. Khing is sinds 2007 ook illustrator van de boekenreeks ‘Sprookjesverteller’. In 2011 werd een monografie over het werk van hem genaamd 'Thé Tjong-Khing - Van Strip tot Sprookje' samengesteld. Khing bracht in 2015 ook het prentenboek ‘BOSCH’ uit. Hij bracht in datzelfde jaar samen met fotograaf Fjodor Buis de film noir fotostrip Crimefighters uit. In 2018 verscheen van ‘Vos en Haas’ een serie van 26 korte animatiefilms voor KRO/NCRV televisie. Khing ontwierp in 2019 de eerste officiële Nederlandse muurschildering voor de stad Haarlem. In 2020 was hij initiatiefnemer van een collectieve stripbewerking door vijf tekenaars van het duistere verhaal De Man Die Geen Saxofoon Mocht Spelen. Khing verzorgde in 2022 de illustraties voor twee sprookjesboeken van wijlen Godfried Bomans. Sindsdien illustreerde Khing meer dan 300 kinderboeken voor Nederlandse topauteurs, een kinderbijbeleditie en sprookjesbundels.

 

Hij heeft tijdens zijn carrière vele onderscheidingen en prijzen ontvangen. Al in 1971 won Khing een prijs voor Arman en Ilva op een Belgische sciencefictionconventie. Hij won en ontving verder het Zilveren Penseel, de NIC Illustratieprijs, de Duitse Kinderliteratuurprijs, de Woutertje Pieterse Prijs, de Max Velthuijsprijs voor illustratoren, deTrentenaire, drie keer het Gouden Penseel, twee keer de Gouden Griffel, drie keer het Gouden Potlood en zes keer de Vlag en Wimpel. Perry reisde af naar Haarlem waar hij de zeer vriendelijke Thé Tjong-Khing sprak vanwege een interview voor de internetsite.

 

001.Hoe belangrijk is Cees van de Weert van de Toonder Studio's voor u geweest in uw carrière?

       Cees van de Weert was mijn baas en diegene die mij in 1957 heeft aangenomen bij de Toonder Studio’s. Maar Marten Toonder zelf was belangrijker

       voor mij wat betreft mijn ontwikkeling als striptekenaar. Aangezien hij pas in 1965 naar Ierland verhuisde, heb ik hem toch een flink aantal jaren mee

       gemaakt. Van huis uit zag mijn vader niets in mijn toekomst als tekenaar. Later heeft hij mijn succes nog wel meegemaakt, maar hij heeft nooit

       gezegd dat hij trots was op wat ik bereikt had. Mijn moeder was daar heel anders in. Die stond gelijk al achter mij in wat ik ging doen.

002.Hoe is de kennismaking met strips bij u ontstaan?

       In Indonesië zag ik de strip Tom Poes in de krant. Dat was namelijk een strip die in 1941 begon. Ik ben toen gaan kijken waar de makers van die strip

       vandaan kwamen en dit bleek Marten Toonder van de Toonder Studio’s in Amsterdam uit Nederland te zijn. De strip Flash Gordon die begon in 1935

       vond ik ook geweldig om te lezen. In 1939 zag ik in de film ‘Destry Rides Again’ twee vrouwen met elkaar vechten, namelijk Marlene Dietrich en Una

       Merkel. Daar was ik zo verbaasd over, dat had ik nog nooit gezien. Zodoende is de fascinatie voor film bij mij ontstaan. Mijn liefde voor films en mijn

       werk voor het strip maken waren voor mij dan ook onlosmakelijk met elkaar verbonden.

003.Als u twee dingen zou moeten noemen waar u het meest trots op bent, welke twee zouden dit dan zijn?

       Bij de strips is dit het album ‘Het spoor dat verdween’ uit 1981 van de reeks Arman en Ilva. Van mijn jeugdboeken ga ik voor ‘BOSCH’ uit 2015.

       Kunstschilder Jheronimus Bosch, die postuum Jeroen Bosch genoemd werd, maakte enge wezens. Dit kwam dus ook in mijn boek van ‘BOSCH’

       weer terug. De meeste kinderen vonden dit geweldig, terwijl er sommige ouders waren die dit veel te eng voor hun kinderen vonden. Wat de

       prijzen betreft, voor het jeugdboek ‘Kleine Sofie en Lange Wapper’ dat Els Pelgrom schreef, won ik in 1985 een Gouden Penseel voor de illustraties.

       In 2005 won ik voor het album ‘Waar is de Taart?’ een Zilveren Penseel. Misschien ben ik net iets meer trots op de Zilveren Penseel, omdat dat was

       voor werk wat echt helemaal van mij alleen was. Aan de Taart – albums werk ik helemaal alleen en niet samen met een auteur.

004.Hoe verloopt de samenwerking tussen u en de auteur van het boek waar u op dat moment aan werkt?

       Steeds krijg ik een afgerond verhaal binnen. Soms heb ik nauwelijks contact met de schrijver of schrijfster in kwestie. In mijn strips heb ik altijd vrij

       realistisch getekend. Hierdoor waren ze steeds meer op volwassenen gericht. Strips voor kinderen vind ik niet leuk om te tekenen. Samen met Lo

       Hartog van Banda maakten ik tussen 1959 en 1961 de kinderstrip Ridder Leo van Zuylenberg. Ik merkte echter dat een kinderstrip niets voor mij

       was. Wanneer ik het verhaal van de auteur binnen krijg, dan lees ik eerst het hele verhaal door en dan kijk ik wat er spannend is om te tekenen. Ik

       kijk waar er wat gebeurd. Als er niets gebeurd is het voor mij niet interessant om het in beeld te brengen. Vervolgens ben ik dan zo’n twee maanden

       bezig met het maken van de illustraties voor het boek. Aan de strips heb ik graag samen gewerkt met Lo Hartog van Banda, die helaas in 2006

       overleden is. Onze laatste samenwerking was de strip Arman en Ilva die in 1975 stopte. Van de jeugdboeken heb ik erg fijn samen gewerkt met

       schrijfster Els Pelgrom voor het jeugdboek ‘Kleine Sofie en Lange Wapper’ uit 1984.

005.Sinds 2004 maakt u woordeloze prentenboeken met een familie van taartenbakkende honden. Hoe is het idee hiervoor ontstaan?

       De uitgeverij die ‘Vos en Haas’ uitbrengt, Uitgeverij Lannoo, vroeg Sylvia vanden Heede (de schrijfster van Vos en Haas, red.) voor een nieuw deel.

       Ze begon vervolgens met een idee, waarna ik met schetsen kwam. Het lukt Sylvia hierna echter niet om door te gaan. Ze liep vast en zei dat ik beter

       alleen door kon gaan. Met wat aanpassingen ben ik toen zelf met de reeks van de Taart – boeken begonnen. Zo was ‘Waar is de taart?’ uit 2004 de

       eerste. Inmiddels telt de reeks alweer vijf delen. Ik wist direct dat het een woordeloos prentenboek moest worden. Dit omdat ik zelf illustrator ben,

       geen schrijver. Met de ‘Vos en Haas’ – reeks is het daarna ook goed gekomen, aangezien in 2005 alweer het album ‘Vos en Haas en de dief van lek’

       verscheen.

006.Hoe reageerde u toen u benaderd werd voor de tentoonstelling ‘Thé Tjong-Khing: 90 jaar jong’?

       Ik voelde me heel erg vereerd en heb de tentoonstelling een paar keer bezocht. Striptekenaar en illustrator Tonio van Vugt kwam met het idee er van.

       Tonio en de mensen van het museum besloten wat van mijn werken te zien zouden zijn tijdens de tentoonstelling. Uiteraard allemaal wel met mijn

       toestemming. Toen ik de tentoonstelling eenmaal bezocht voelde dit heel vreemd en onwerkelijk aan. Het was zoveel materiaal om te zien. Sommige

       dingen die ik zag was ik allang vergeten. Ook leek het soms net of ik naar het leven en werk van een ander iemand keek.

007.Wat kunnen we in de toekomst op werkgebied nog van u verwachten?

       Tot en met Zondag 10 September 2023 is de tentoonstelling ‘Thé Tjong-Khing: 90 jaar jong’ nog te zien in het Verwey Museum te Haarlem. Op

       Woensdag 27 September 2023 verschijnt het nieuwe Vos en Haas – album, ‘Waar is het cadeau?’. Met schrijver Bies van Ede werk ik momenteel

       aan een jeugdboek met als werktitel Tarzan.

 

Kijk voor meer informatie over Thé Tjong-Khing op https://www.thetjongkhing.nl/.

Kijk voor meer informatie over de tentoonstelling ‘Thé Tjong-Khing: 90 jaar jong’ op https://www.museum.nl/nl/verwey-museum-haarlem/tentoonstelling/the-tjong-khing-90-jaar-jong.

 

Fotograaf: Judith Jockel

 

Interview: Perry Krootjes