JACQUES POST

 

Jacques Post werd op 2 Januari 1951 geboren in Rotterdam, Zuid-Holland. Tussen 1968 en 1971 was hij actief als slagwerker in diverse pop- en jazzbands. Gaandeweg ging hij ook werken als vertaler en via die weg kwam hij in contact met Uitgeverij Born, waar hij van 1979 tot 1980 werkzaam was als freelance- redacteur. In 1979 stapte hij voor een jaartje over naar Elsevier, de boekenuitgeverij, wel te verstaan.

 

In 1980 verscheen zijn debuutroman, Leer om leer, gevolgd door Een samurai in Rotterdam (1981), Stille waters (1982), De meimoorden (1983), Het Jaar van de Rat (1985), Het Pincoffs Spel (1987) en Killroy (genomineerd voor De Gouden Strop, 1991). Van Leer om leer verscheen in 1984 de televisiebewerking in de reeks Made in Vlaanderen (BRT).

 

Tussentijds was Jacques Post ook op stripgebied actief. In de periode 1985-1990 schreef hij deel 9 tot en met 15 van de stripreeks De partners, getekend door Carry Brugman. In die periode en daarna was hij behalve als boeken- en stripauteur ook werkzaam als  journalist (Algemeen Dagblad, de Volkskrant, Het Parool, Humo, GPD-bladen) en vond ook nog tijd om twaalf scenario’s voor de educatieve hoorspelserie Sensus (1983) voor zijn  rekening te nemen. In de eerste jaren van het lopende millennium schreef hij voor televisie mee aan de series Luifel &n Luifel en Grijpstra & De Gier.

 

In het begin van de jaren negentig speelde Jacques Post enkele jaren in Martin Lodewijks Chickenfeed en in de evengoed Rotterdamse folkblues-band Endatteme Jugband. In 1991 werd Post redacteur en vervolgens uitgever bij Meulenhoff en startte daar de imprint Meulenhoff-M (science fiction, thrillers en fantasy). Onder M-imprint werd in 2001 het gelijknamige stripfonds M opgericht, met onder meer Martin Lodewijk, Eric Heuvel, Hein de Kort, Gerrit de Jager en werk van de Franse topscenarist Christophe Arleston

 

Na de fusie Meulenhoff-M met uitgeverij De Boekerij werd Post daar opnieuw uitgever en wat later uitgeefdirecteur. Daar vertrok hij in 2004 en werd uitgever bij Luitingh-Sijthoff, waar hij onder meer de uitgever was van George R.R. Martin (Game of Trones), Terry Goodkind en Robert Jordan. In 2016 ging Post met pensioen.

 

Na die periode schreef Post het scenario voor de stripeditie van De meimoorden, getekend door Eric Heuvel en in 2019 winnaar van het beste album van het jaar. In 2021 verscheen de albumversie van De vlucht van de Condor, dat eerder, getekend door Anco Dijkman, verscheen in Sjosji in de periode 1995-1996. In 2021 verscheen van zijn hand in samenwerking met Martin Lodewijk  Het Rotterdam van Agent 327. Perry ging in gesprek met de vriendelijke Jacques Post en maakte dit interview voor zijn internetsite.

 

001.U was werkzaam als slagwerker in diverse pop- en jazzbands, u bent schrijver van romans, schrijver van strips, schrijver van tv-series, u

       was journalist, vertaler, uitgever en uitgeefdirecteur. Als u een keuze moet maken: wat vond u het leukst om te doen?

       Dat vind ik een moeilijk te beantwoorden vraag. Op het moment van doen vond ik dát  het leukst om te doen. Toch vond ik het wel erg leuk om als

       uitgever in de jaren negentig tot en met mijn pensioen intensief in contact te staan met schrijvers, buitenlandse collega-uitgevers en literair agenten.

       Dat betekent niet dat ik het handwerk altijd even leuk vond. Trots ben ik wel op het feit dat ik in een periode van vijfentwintig jaar uitgeverschap de lat

       altijd behoorlijk hoog heb kunnen leggen. Van de werkzaamheden heb ik overigens niet zo’n goed beeld meer, ook omdat ik tussendoor aan allerlei

       andere dingen en projecten werkte of muziek maakte. Zo speelde ik in  Chickenfeed, schreef thrillers afleveringen van de tv-series Luifel & Luifel en

       Grijpstra & De Gier. Over schrijver-zijn wordt wel gezegd dat het een eenzaam beroep is, maar dat idee is volgens mij ontstaan omdat de schrijver de

       enige is die van a tot z bekend is met het werk dat hij onder handen heeft. Je doet dat alleen, maar je bent niet eenzaam. Al kan ik me voorstellen dat

       het lezerspubliek dit anders ziet.

002.Hoe belangrijk is muziek voor u in uw leven?

       Toen ik begin jaren zeventig in bands speelde was ik op muzikaal gebied heel erg zoekende naar wat het beste bij mij paste. Jazz, eerlijk gezegd,

       maar daar was in die tijd niet zoveel belangstelling voor, behalve voor de briljante groten en daar hoorde ik niet bij, hahaha. Maar dat wist ik destijds

       nog niet. Maar muziek is heel erg belangrijk voor  mij. Ik kan geen dag zonder. Zo vind ik het momenteel prettig om elke dag wat nummers van Kind

       of Blue’ van Miles Davis uit 1959 te draaien, en dan vooral “So What”. Luister maar eens hoe de drummer, Jimmy Cobb, op dat nummer invalt, een

       tikkeltje te hard, maar zo mooi geplaatst...

003.In 1980 schreef u uw eerste roman Leer om leer. In hoeverre was deze gebaseerd op het verhaal van William Shakespeare?

       Totaal niet. Het is een variant op het gezegd ‘oog om oog’. Met het werk van William Shakespeare heeft het niets te maken. In 1984 verscheen van

       Leer om leer een televisiebewerking voor de BRT die zich niet in Rotterdam, maar in Antwerpen afspeelde. De producenten en de regisseurs, het

       waren er twee, wilden er graag mee aan de slag en informeerden of de rechten vrij waren. Ik voelde me wel vereerd en zei dat ze hun gang konden

       gaan. Nee, ik was niet bang dat de televisiebewerking een flop zou worden. Een boek en een televisieserie zijn twee heel verschillende dingen. Het

       zou leuk zijn als De meimoorden nog eens verfilmd zou worden, maar ik vrees dat het budget dat daarvoor nodig is niet beschikbaar is, althans, niet

       in Nederland.

004.Hoe is de liefde voor strips bij u ontstaan?

        In mijn zeer vroege jeugd, ik was zes, zeven jaar, ging ik vrijwel wekelijk naar bioscoop Victoria in Rotterdam, op de Bergweg, die daar van 1935 tot

        en met 1971 zat, later trok Correct in dat pand. Om elke week mijn bioscoopkaartje te kunnen betalen haalde ik op woensdag- en zaterdagmiddag

        oude kranten op. Tussen die kranten vond je dan regelmatig striptijdschriften en zelf albums, die in die tijd heel duur waren. En in de kranten stonden

        ook strips. Op die manier kwam ik in aanraking met Hergé, Robbedoes en Kwabbernoot van André Franquin, Sjors en Sjimmie van Frans Piët, 

        Suske en Wiske van Willy Vandersteen en Guust van, opnieuw, André Franquin. Nog belangrijker was dat ik in die tijd een abonnement had op                  weekblad Arend, de Nederlandse versie van het Engelse Eagle. In Arend stond werk van onovertroffen kwaliteit van Frank Hampson, een briljante

        tekenaar en stripverhalenverteller, de maker van Dan Dare, die in het Nederlands, je raadt het al, Daan Durf heette. Naast de SF-boeken die ik las,

        maakten Frank Hampson en Daan Durf mij enthousiast voor sciencefiction.Veel later kwam ik erachter dat Arthur C. Clarke, die van Space Odyssey,

        de scenario’s meelas en op wetenschappelijke onvolkomenheden controleerde. De albums van Kuifje  kwam ik voor het eerst tegen in de

        jeugdbibliotheek, die waren toen voor mij onbetaalbaar. Toch jammer, dat zulk jeugdbibliotheken er nu niet meer zijn.

007.Wat kunnen we in de toekomst nog van u verwachten?

        Momenteel ben ik bezig met een nieuwe roman, een thriller, die zich afspeelt in het Rotterdam van de jaren dertig. Het is nog niet bekend wanneer

        die zal verschijnen, ik heb momenteel geen behoefte aan deadlines, dus haast heb ik niet. Dit wordt dan de eerste roman sinds Killroy uit 1992.

 

Fotograaf: Robin Schouten

 

Interview: Perry Krootjes